De Nederlandse dichter Huub Oosterhuis is de belangrijkste inspiratiebron bij de keuze van liederen en teksten. Zijn taal breekt de woorden open, is krachtig en suggestief, maakt traditie levend. De viering wordt in belangrijke mate gedragen door de keuze van de liederen.
De Bijbeltekst, de muziek en de liederen resoneren op elkaar, wat weergaloos mooi en indrukwekkend kan zijn. Zo kan een krachtig lied ook vaak een zin laten nazinderen, een zin om mee naar huis te nemen.
Het liedje is een goedaardig
uitzaaiing in onze longen
sterren aan ons verhemelte
wildgroei van lippen.
Alles is liedje
meer dan er talen en toetsen zijn.
Alles is liefde en liedje
en niet te weerstaan.
Lippen verwelken, oren vergaan,
maar niet onze liedjes.
Een veel gehoorde bedenking is dat het ‘opus’ van Oosterhuis moeilijk is of elitair. Het antwoord hierop is eenvoudig: zijn teksten zijn zo moeilijk en elitair als de Bijbel zelf
Zoals elke poëzie vraagt ook het werk van Oosterhuis de bereidheid zich te laten inwijden in een bepaalde taal. Dit kost energie, maar het kan uiteindelijk een wereld openen. Overigens is het zo dat Bijbels-religieuze taal zich niet altijd onmiddellijk prijsgeeft; anderzijds bezitten sommige van zijn teksten zo’n directheid dat we onmiddellijk geraakt worden als we ze horen, zingen of zeggen.
Oosterhuis: “Zingen is: je invoegen in een groter geheel, instemmen met vele anderen; met woorden die je misschien alleen maar samen met anderen aandurft. In een zingende gemeente ben ik met al mijn twijfel toch op mijn plaats, beveiligd door een heilzame anonimiteit; en wat iemand nooit uitspreken kon, dan kan hij vaak wel zingen, samen met anderen.
Over zingen niets dan goeds. Het lied is van allen en voor allen. Nooit is er niet gezongen. Het lied is niet zelden het enige bezit van de armen.
Zingen met de stelligheid van het vermoeden; met de zekerheid van de hoop. Zingen als omgangsvorm: mensen zo bejegenen dat zij worden teruggevoerd tot wat in hen eenvoudig en wezenlijk is. zingen-met-velen: je gêne en cynisme afleggen, een beetje bloot worden en je niet schamen voor elkaar; en geen mens te min om mee te doen.
Een kerk is een plaats waar mensen zingen met elkaar. Er zijn in onze wereld niet zoveel andere plaatsen waar dat ook gebeurt”
[Huub Oosterhuis, Van U is de toekomst. Kome wat komt. Davidsfonds, Leuven, 1996]