Nav de corona-maatregelen kan de gemeenschap tijdelijk niet meer samen komen in de vertrouwde Minnewaterkapel. Er werd beslist om over te stappen naar een huisliturgie. Elke abonnee op de nieuwsbrief krijgt de link doorgestuurd met de teksten en de muziek voor de volgende viering.
Op zondag om 10u30 of op een ander moment dat je past kan wie wil van thuis uit met deze insteek aan de slag, in de wetenschap dat de rest van de gemeenschap met haar of hem verbonden is.
Praktisch:
- Een kleine waarschuwing vooraf: zet je volumeknop in het begin niet te luid om niet verrast te worden!
- Hoe gebruik ik dit?
- je kunt op de tablet of de PC scrollen door de tekst die onder de foto staat. De muziek staat op de juiste plaats waar je hem nodig hebt.
- Als je het makkelijker vindt om de tekst af te printen, die kun je in makkelijk af te drukken vorm vinden onder deze link (12 bladzijden). Er staat aangegeven waar welke muziek wordt gebruikt (zie hieronder).
—————–
INLEIDING
In de Lier maken we dankbaar gebruik van de teksten van Huub Oosterhuis. We zeggen ze, we bidden ze, we zingen ze. Soms zonder ze echt te verstaan, want poëzie, beeldspraak. En andere zijn dan weer niet mis te verstaan.
Gelukkig zijn veel teksten op muziek gezet. Dat kan helpen om de woorden te verstaan. Of soms net niet, als je teveel focust op de mooie (of moeilijke) melodieën…
We zochten voor deze zondag enkele teksten, die we zeggen, bidden, zingen, en voor de gelegenheid hier en daar een beetje duiden.
Neem wat tijd om rustig de liedteksten eerst te lezen, een zin te laten oplichten. Van psalm 24 zijn zelfs twee versies van hetzelfde lied opgenomen. Misschien verrassend om die, met wat stilte tussen, allebei te beluisteren. Of eerst een eerste versie, dan rustig de tekst mediteren, en daarna de tweede versie. Elk zoekt zijn weg… maar neem vooral tijd om tekst en melodie in jou te laten werken.
We nemen je graag ook mee in de ‘beweging’ van deze viering. Koen bidt ons wakker met het gebed ‘deze dag’. En ook ons hart staat op met psalm 108. Van daaruit maken we de beweging naar deze aarde. Ja, deze aarde, met z’n corona en lockdown, met de vervuiling en opwarming, met z’n oorlog en geweld… Hebben we teveel gedacht dat deze aarde ‘van ons’ was en we haar naar hartenlust konden uitbuiten en vernielen? ‘Van wie is de aarde’ vragen we in Psalm 24. Een psalm die ook vraagt om op te staan. Mensen met harten onverdeeld, onkreukbaren… Wat een oproep! Daarna tijd om te bidden voor elkaar en deze wereld. Bidden om licht. Bidden om God die ons ziet en nooit varen laat het werk van Zijn handen. En zo worden wij met z’n allen een ‘sacrament van hoop’ en zingen we ‘een nieuwe aarde’. We kunnen de aarde weer bewonen en bewoonbaar maken. En we zijn daarin zielsverwant met elkaar.
—————–
OPENINGSGEBED – In de ochtend
Wie moet ik bedanken voor deze nieuwe dag?
Moet? Mag – als je wilt. Ja ik wil.
Bedanken wie? Dat ik ontwaakt ben.
Dat ik mezelf nog herken. Dat ik vannacht niet
in een monsterachtig ongedierte ben veranderd.
Ik wil U bedanken
wiens naam mij te binnen schiet telkens
als ik het licht en lichter zie worden.
God is Uw naam in alle talen der mensen
en licht is Uw pseudoniem.
Toen ik klein was dacht ik Hij ziet me.
Nog hoop ik dat Gij mij ziet.
Bedanken wil ik voor de liefde die ik in mij voel.
Ik wil mijn liefde louteren.
En voor de woorden, ik wil de woorden
van alle mensentalen mooi uitspreken.
Waarheid spreken wil ik, maar geen pijn doen
– dat kan niet, maar dan zo min mogelijk pijn –
en in één adem troosten en tranen drogen.
Ik wil goed zijn, ik wil leeuw én een lam zijn,
geen takje krenken, opgewassen tegen
windkracht tien, niet buiig, lachen en huilen
en dat het mag als het moet.
Ik wil de vragen stellen die mij laat in de avond
wakker houden: van wie het licht is, het water,
dat duizenden in duisternis leven, miljoenen
vuil water drinken en sterven van dorst –
van wie is de aarde?
Zie ik nog wat ik zie, sinds Gij mij hebt gezien?
Ik zie meer ongelukkige mensen.
Ik zou vandaag gelukkig willen zijn
met de mensen die Gij om mij heen hebt geschapen.
Ik zou aan het eind van een lang leven
gelukkig willen zijn.
—————–
LIED (Psalm 108 vrij)
Opgestaan is mijn hart,
harp en fluit zijn ontwaakt.
Wij spelen de morgen wakker:
welkom, dag van vandaag.
Wij gaan iets doen aan de wereld
ademend, zingenderwijze:
dat vijandschap verstomt
dat de wapenen zwijgen.
Van de Noordpool tot hier
en van hier tot de Zuidpool
kome een nieuwe tijd
komen nieuwe geboorten.
Opgestaan is mijn stem,
harp en fluit klinken samen,
honderdduizenden zingen:
welkom jij, morgenrood.
—————–
Gaan wij nog iets doen aan de wereld? Opgestaan, opstandig? Gaan we met Psalm 108 ‘Morgenrood’ zingen? Of is dat achterhaald, jaren 70 vorige eeuw? De Psalmen zijn al zo’n 25 eeuwen opstandig. En de hamvraag die zij in alle toonaarden stellen, is deze: ‘Van wie is nu eigenlijk deze aarde met alles erop en eraan?’ En het antwoord van Psalm 24 luidt: van niemand en van iedereen, ofwel: van ‘God’, van die Ene, die haar gemaakt heeft. (Kees Kok)
—————–
LIED
Een psalm die zingt over de intocht van God in de tempel van Jeruzalem, over de bijzondere aard van deze God en over de toegangspoorten voor hen die hem hier willen naderen.
Israëls God – ‘Ik zal zijn die ik ben’ – wordt hier geprezen als de schepper van de aarde, van de wereld als geheel. Dit mondiale wordt echter direct verbonden met de heilige plaats Jeruzalem en met een duidelijk profiel voor hen die met hem binnentrekken en daar met geheven hoofd willen staan. Het is dat slag mensen dat naar God vraagt, zich voor hem inzet, naar zijn verschijning verlangt: mensen met onverdeelde harten en rechtvaardige handen, zonder bedrog, onkreukbaar, met licht geladen. Als hij de God van de hemelse heerscharen, van de ‘legioenen’ is, dan zijn dat die van de velden van Bethlehem met hun vredeszang ter ere van God in de hoge. Deze ‘koning der ere’ (of hier ‘de sterke, de Eeuwige, de lichtende’) is God voor alle rechtelozen op aarde.
Hier is niet mee gezegd dat wie met deze psalm durft in te stemmen, dat allemaal al is: onverdeeld, rechtvaardig, onkreukbaar, maar dat de schepper van de wereld, onophoudelijk en nog altijd zoekt naar dat slag mensen. (Alex Stock)
Van wie is de aarde? Van God,
van ‘Ik-zal-zijn-die-Ik-ben’
is de aarde in volle omvang.
Van Hem zijn haar diepten en toekomst.
Hij heeft haar gebouwd op de zeeën,
aan stromen duurzaam verankerd.
Wie mag zijn hoogte beklimmen
wie staan met geheven hoofd in zijn huis?
Mensen met rechtvaardige handen.
Mensen met harten onverdeeld
afgekeerden van schijn en leugen
mensen onkreukbaar, met licht geladen.
Die doen het goede dat moet gedaan –
dat slag dat vraagt en vecht om Hem
dat Hem wil zien met eigen ogen.
Poorten, heft uw hoofden omhoog.
Doe wijd open eeuwige deuren:
hier komt de Eeuwige, de lichtende.
Wie is de Eeuwige, de lichtende?
Het is Hij die vecht voor gerechtigheid,
het is de god van de armen, de sterke.
Poorten, heft uw hoofden omhoog,
hier komt Hij, de god van de armen,
de sterke, de Eeuwige, de lichtende.
Wie Hij, de sterke, de lichtende?
Die ons maakte en riep tot gerechtigheid
onze God, de Eeuwige, de lichtende.
De tweede versie van dit lied is ons beter bekend,
maar begint met een iets andere tekst:
Van God is de aarde en die haar bewonen.
Van Hem zijn haar diepte en toekomst.
Hij heeft haar gebouwd op het water
en duurzaam verankerd.
—————–
LIED als voorbede
Een lied dat al eeuwen oud lijkt, maar nog steeds recht naar het hart grijpt. Kun je dit zingen zonder een krop in de keel, op steeds een andere zin of woord? Wie aanwezig was op de liedavond van De Lier in 2013, om de 80e verjaardag te vieren van Huub Oosterhuis, herinnert zich ongetwijfeld het beklijvend moment toen Huub deze tekst declameerde.
Neem je even tijd om vooraf te bidden? Om de mensen voor de geest te halen met wie we verbonden zijn? Namen te noemen. Onze gemeenschap verbonden met elkaar. Familie en vrienden, werk en ontspanning, de wereld… Noem je ze luidop? Om dan mee te zingen en te vertrouwen op God die groter is dan ons hart.
Gij die geroepen hebt ‘licht’
en het licht werd geboren,
en het was goed, het werd avond en morgen,
tot op vandaag –
Gij die geroepen hebt ‘o mens’
en wij werden geboren,
Gij die mijn leven zo geleid hebt tot hiertoe
dat ik nog leef.
Omdat Gij het zijt,
groter dan ons hart
die mij hebt gezien
eer ik werd geboren.
Gij die liefde zijt, diep als de zee,
flitsend als weerlicht, sterker dan de dood,
laat niet verloren gaan één mensenkind.
Gij die geen naam vergeet, geen mens veracht –
laat niet de dood die alles scheidt en leeg maakt,
laat niet de tweede dood over ons komen.
Voor allen die gekruisigd worden,
wees niet niemand,
wees hun toekomst ongezien.
Voor mensen die van U verlaten zijn,
voor allen die hun lot niet kunnen dragen,
voor hen die weerloos zijn
in de handen van de mensen.
Voor uw naamgenoten in ons midden:
vluchtelingen, vreemden, wees niet niemand –
Voor hen die kracht uitstralen,
liefde geven, recht doen,
dat zij staande blijven in ons midden.
Gij die, tegen alle schijnbaar noodlot in,
ons vasthoudt,
Gij die vreugde schept in mensen,
Gij die het woord tot ons gesproken hebt
dat onze ziel vervult;
laat ons niet leeg en verloren
en zonder uitzicht, doe ons open gaan
voor het visioen van vrede,
dat sinds mensenheugenis ons roept.
Verhaast de dag van uw gerechtigheid.
Zie het niet langer aan
dat her en der in deze wereld
mensen gemarteld worden,
kinderen gedood;
dat wij de aarde schenden
en elkaar het licht ontroven.
Zoals een hert reikhalst naar levend water,
doe ons zo verlangen naar de dag
dat wij, nu nog verdeelde mensen,
in uw stad verzameld zijn,
in U verenigd en voltooid,
in U vereeuwigd.
Gedenk uw mensen,
dat zij niet vergeefs geboren zijn.
—————–
SLOTGEBED
Zoudt Gij ooit mij beschamen?
Zendt Uw licht en Uw trouw.
Doe mij gaan op Uw weg.
Gezegend Gij die eeuwig hier nu zijt
Jezus Uw gerechte indachtig
delen wij dit brood en deze beker
sacrament van hoop
dat niets onmogelijk is bij U
en zingen om een nieuwe aarde.
Doe mij gaan op Uw weg.
Zend Uw licht en Uw trouw.
Zoudt Gij ooit mij beschamen?
—————–
SLOTLIED
Herman Wiersinga:
Echt een lied ‘van beneden’, maar uitwaaierend naar zo veel andere dimensies: het bewonen van de aarde ‘op voeten’. Dat is de dimensie van een beweging in de richting van toekomst: ‘om de verte te belopen, om de horizon te halen’, de ‘weg van dagen’ naar een menselijk bestaan, ooit.
Maar ook gevuld met de dimensies van boven en beneden: levensadem, het begeren van de buik en het naar de zon geheven hoofd. De mens groot en nietig tegelijk, toegerust voor de aardse taak en de aardse liefde, met overzicht en behoedzaamheid en toewijding. Eigenlijk is alles tegelijk in het geding: de omgang met je adem, met je lichaam, met de aarde en met je medemens.
Huub Oosterhuis:
Dat ik aarde zou bewonen. Niet dé aarde, van pool tot pool, maar ‘aarde’, deel van aarde, een plek van aarde bewonen. Bewonen, niet bezwerven. Aarde bewonen is veilige plaatsen maken, rust vinden. Samen wonen is veiligheid bieden aan elkaar.
Wonen is: zo dicht mogelijk bij de grond blijven. Je plant geen tuin in de lucht, je zaait niet in de wolken, je vliegt niet naar de zon, als een arend.
Aardebewoner is daglichtbewoner. Niet de duisternis is ons element; niet voor de nacht zijn wij geschapen, al moeten we door alle nachten heen, en duren vele langer dan ons lief is.
En met handen die wat kunnen: kappen, een pad door rotsgebergte en regenwoud; puin ruimen, rotzooi wegwerken, onkruid uitrukken, boosheid bedaren; vooroordelen, waanideeën, rancune wegruimen.
Met een buik vol van begeren: zoals je geschapen bent, met aandriften, hartstocht, levensadem, inwendig vuur, denkkracht, intuïtie… Zo ben je toegerust en dat alles is zeer bruikbaar en noodzakelijk om ‘aarde te bewonen’.
Met een neus vol levensadem. God knielt in het stof, hij spuwt op de grond en kneedt een mens eruit, voeten benen buik schouders kop met oren ogen neus, dan buigt hij zich over dat mensengezicht en blaast levensadem in zijn neus, en zo werd de mens ‘een levende ziel’.
Overzien en noemen, hoeden en dienen, dat is menszijn op aarde. Niet onderdrukken, uitbuiten, kaalslaan.
Dat ik ben, niet meer of minder, dan een mens, een kind van mensen, om te zijn elkaar tot zegen. Het bijbelse verhaal over aarde en mens is in tegenspraak. Het spreekt een van oudsher heersende publieke opinie tegen: dat mensen elkaars concurrenten, rivalen en bestrijders zijn. Het heeft een ander menselijk bestaan geschouwd, niet in de wolken, maar in mensen. Een leven van mensen die elkaars naasten zijn, die niet elkaar bestrijden en overmeesteren, maar elkaar proberen te zoeken, te dulden.
Dat ik aarde zou bewonen
niet op vleugels als een arend,
niet in schemer als een nachtuil,
niet kortstondig als een bloem
niet op vinnen onder water,
niet gejaagd en niet de jager,
niet op hoeven, niet met klauwen,
maar op voeten twee
om de verte te belopen,
om de horizon te halen –
en met handen die wat kunnen:
kappen, ruimen, zaaien, oogsten;
met een neus vol levensadem,
met een buik vol van begeren,
met een hoofd niet in de wolken,
wel geheven naar de zon
om te overzien die aarde,
haar te hoeden als een kudde,
haar te dienen als een akker
en te noemen bij haar naam.
Dat ik ben, niet meer of minder,
dan een mens, een kind van mensen,
één van velen, één met allen,
groot en nietig, weerloos vrij
om te zijn elkaar tot zegen,
om te gaan een weg van dagen,
liefdes weg, die ooit zal leiden
naar een menselijk bestaan.
(dit lied is jammer genoeg niet onze gekende versie,
daar hebben we geen opname van)
—————–
Met dank aan
- Lieve Boone en Rik Cloet voor tekst en liedkeuze
- Lieve Boone voor het aanleveren van de muzikale ondersteuning en de liedteksten
- Patrick Delanoeye voor de website
Het ga je goed… en tot volgende week!
—————–